KUNSTENAARS
MAPPINGS
UBUWEB
Picabia was nauwelijks vijftien jaar oud toen zijn vader zijn eerste doek, Une rue aux Martigues, instuurde naar de Parijse Salon des Artistes Français. Het jaar daarop schreef Picabia zich in aan de Ecole des Arts Décoratiifs, maar het was aan de Ecole du Louvre en de Académie Humbert dat hij Georges Braque en Marie Laurencin ontmoette.

In 1897 ontdekte hij het impressionisme van Alfred Sisley en in 1898 werd hij hiervoor nog enthousiaster, toen hij kennismaakte met de familie Camille Pissarro. Het werd het begin van een vruchtbare werkperiode, die tien jaar lang zou aanhouden en resulteerde in honderden luministisch gestemde doeken, die goed in de smaak vielen bij het publiek. Een eerste expositie, in 1905, in de Galerie Haussmann was meteen een succes.

Toch begon Picabia geleidelijk te twijfelen aan de esthetische waarden, die tot zijn succes hadden geleid. Vooral de ontmoeting met zijn toekomstige vrouw Gabrielle Buffet in 1908 zou zijn breuk met het impressionisme bespoedigen. Hij werd gefascineerd door de abstracte kunst, maar ook het kubisme als het fauvisme interesseerden hem. Zijn werken als Caoutchouc en Les Régattes, uit 1909, getuigen hiervan.
Hyper power
Francis Picabia
Apollinaire
De Kostrowitzki werd geboren als zoon van een ongehuwde vrouw van Poolse afkomst en een Italiaanse officier. In Stavelot, waar hij met zijn moeder verbleef, beleefde hij een ongelukkige liefde met het boerenmeisje Marije Dubois. Hierna vertrok hij in 1901 naar Duitsland, waar hij de uit Engeland afkomstige Annie Playden ontmoette, die zijn grote liefde en muze werd. Zij vertrok later echter naar de Verenigde Staten.

In Parijs werkte hij als bankemployé en als nègre (iemand die kopij voor een ander schrijft). Ook werkte hij soms als privéleraar en reisde hij door verschillende landen: België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Engeland. In Parijs ontmoette hij de groten van zijn tijd: Picasso, de Vlaminck, Henri Matisse, George Braque, Max Jacob, André Derain, Raoul Dufy, Kees van Dongen en Henri Rousseau. Hier ontwikkelde hij zijn grote schrijftalent. Hij ontmoette Marie Laurencin, maar ook zij verliet hem; ze trouwde met de Duitse Baron von Waetgen en vluchtte naar Spanje. Hij beschreef zijn verdriet in Le poète assassiné (De vermoorde dichter). Met Picasso bleef hij tot zijn dood bevriend. Verder publiceerde hij een bloemlezing uit het werk van Markies de Sade, en publiceerde hij anoniem twee erotische romans. In 1913 verscheen zijn dichtbundel Alcools, een van de weinige bundels die tijdens zijn leven verschijnt. In 1914 nam hij dienst in het Franse leger, om te bewijzen dat hij een echte Fransman was. Enkele jaren eerder (september 1911) had hij namelijk gevangengezeten omdat men hem als excentrieke "Italiaanse Pool" (ten onrechte) verdacht van de diefstal van de Mona Lisa.

In 1916 boorde een granaatscherf zich door zijn helm en in zijn hoofd. Hij werd diverse malen geopereerd. Terug in Parijs werd hij tewerkgesteld bij de censuur, en verrichtte weer veel journalistiek werk. Van 1917 tot 1918 onderhield hij ook contact met de in Zürich wonende dadaïst Tristan Tzara.[2] In 1917 werd zijn theaterwerk Les Mamelles de Tiresias uitgegeven. Het werd op 24 juni 1917 opgevoerd onder regie van Pierre Albert-Birot, met decors van Picasso. Hij noemde dit zelf een surrealistisch drama, daarmee de term surrealisme introducerend. Door Francis Poulenc is het in 1947 bewerkt tot een opera.
Marcel Duchamp
Kunst met tekst
Marcel Duchamp werd geboren in een kunstenaarsgezin met zijn aanvankelijk even bekende broers Raymond Duchamp-Villon en Jacques Villon. In 1902 begon hij te schilderen in neo-impressionistische stijl. Vanaf 1910 begon hij de stijl van Paul Cézanne aan te hangen en sloot hij zich aan bij de Puteaux-groep van zijn broer Jacques, ook schilderde hij een tijd in de stijl van het Kubisme. In januari 1912 werd Duchamp echter gedwongen zijn Nu descendant un escalier("Naakt de trap aflopend") te verwijderen uit een tentoonstelling van de Salon des Indépendants in Parijs, waarna hij zich uit de Puteaux-groep terugtrok. Een jaar later in veroorzaakte "Nu descendant un escalier" grote ophef op de Armory Show in New York, waardoor Duchamp internationaal bekendheid verwierf.

Te vermelden, en zeker relevant voor het begrip van zijn humoristische manier van kunst maken, is ook dat hij aan het begin van zijn carrière regelmatig cartoons tekende voor tijdschriften. Duchamp heeft zichzelf in zijn hele leven niet van zijn kunst onderhouden, alhoewel hij zijn Grote Glas wel schonk aan de mensen die hem na zijn eerste aankomst in de VS onderdak verleenden.

In 1913 keerde hij de schilderkunst de rug toe en wekte hij sensatie met zijn Fietswiel (Roue de bicyclette), waarmee hij een belangrijke aanzet gaf tot het Dadaïsme. In 1915 vertrok hij naar New York.

Duchamp was de eerste die een alledaags voorwerp presenteerde als een kunstwerk (een readymade). Dit was een mijlpaal voor de hedendaagse beeldende kunst en Duchamp riep hiermee kunst-filosofische vragen op over de aard en functie van kunst.
Kunstwerken Duchamp in Dada tijd
Dada of het dadaïsme was een culturele beweging die begon tijdens de Eerste Wereldoorlog in Zürich in het neutrale Zwitserland.

De beweging bestond slechts kort en vertoonde een piek tussen 1916 en 1920. De kunstenaars in dada hielden zich vooral bezig met beeldende kunst, poëzie, theater en grafisch ontwerp. De beweging is verwant aan het nihilisme: het opzettelijk irrationeel zijn en afwijzen van de algemeen geaccepteerde standaarden in de kunst.

Hoewel de beweging slechts kort heeft bestaan, is haar invloed zeer groot geweest. Dada is een kunst net onder de realiteit. Kunstenaars hielden zich bezig met het gebruik van voorwerpen die eigenlijk al bestonden. Zij maakten er net iets anders van dan het eigenlijk moest voorstellen.

De kunstenaars waren ontgoocheld over het debacle van de oorlog, die al gauw vastliep in een hopeloze loopgravenoorlog. Er ontstond een tendens onder zowel literaire als plastische kunstenaars het artistieke gebeuren brutaal en schokkend te bespotten. Dit was voor hen een middel om de schijnheilige waarden van de toenmalige 'beschaafde' wereld aan te vallen. In de woorden van Richard Hülsenbeck: "De dadaïst acht het noodzakelijk om zich tegen de kunst uit te spreken, omdat hij door de oplichterij van kunst als morele veiligheidsklep heen kijkt." Het dadaïsme zou uitgroeien tot een internationale beweging.
Kunstenaars van het Dadaïsme:



Guillaume Apollinaire (1880-1918)
Hans Arp (1886 - 1966)
Johannes Baader (1875 - 1955)
Johannes Theodor Baargeld (1892 - 1927)
Hugo Ball (1886 - 1927)
Arthur Cravan (1887 - 1918)
Jean Crotti (1878 - 1958)
Theo van Doesburg (1883 - 1931)
Marcel Duchamp (1887 - 1968)
Max Ernst (1881 - 1976)
Julius Evola (1898 - 1974)

Raoul Hausmann (1886 - 1971)
John Heartfield (1891 - 1968)
Emmy Hennings (1885 - 1948)
Hannah Höch (1889 - 1978)
Richard Hülsenbeck/Huelsenbeck (1892 - 1974)
Marcel Janco (1895 - 1984)
Rudolf Laban (1879 - 1958)
Clément Pansaers (1885 - 1922)
Francis Picabia (1879 - 1953)
Man Ray (1890 - 1976)
Otto van Rees(1884 - 1957)

Georges Ribemont-Dessaignes (1884 - 1974)
Hans Richter (1888 - 1976)
Thijs Rinsema (1877 - 1947)
Kurt Schwitters (1897 - 1948)
Walter Serner (1889 - 1942)
Philippe Soupault (1897 - 1990)
Sophie Taeuber-Arp (1889 - 1943)
Tristan Tzara (1896 - 1963)
Beatrice Wood (1893 - 1998)
Paul Van Ostaijen (1896 - 1928)
Paul Joostens (1889 - 1960)




Christopher Wool

Christopher Wool (born 1955, Boston) is an American artist. Since the 1980s, Wool's studio practice has incorporated issues surrounding post-conceptual ideas. He lives and works in New York City and Marfa, Texas.
Wool was born in Boston to Glorye and Ira Wool, a molecular biologist and a psychiatrist. He grew up in Chicago. In 1973, he moved to New York City and enrolled in Studio School studies with Jack Tworkov and Harry Krame. After a short period of formal training as a painter at the New York Studio School, he dropped out and immersed himself in the world of underground film and music.

Christopher Wool
Kunstwerken Christopher Wool
Vanaf zijn vroege jeugd heeft Jan van Toorn in Amsterdam gewoond, waar hij als tiener in een drukkerij ging werken. Daarnaast volgde hij de avondcursus aan de Amsterdamse Grafische School en de avondopleiding aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam, de latere Gerrit Rietveld Academie.

Van Toorn vestigde zich in 1957 als zelfstandig ontwerper. Tot zijn bekendste werk behoren de kalenders voor drukkerij Mart.Spruijt in Amsterdam, de affiches en catalogi voor het Van Abbemuseum (1965-1994) in Eindhoven, en de vele omslagen van het jaarlijks vernieuwde standaarwerk van Ivan Wolffers, Medicijnen. Naast grafisch ontwerper is Van Toorn tentoonstellingmaker.

Vanaf de jaren tachtig was Jan van Toorn voornamelijk actief in het onderwijs, onder meer als docent aan de Gerrit Rietveld Academie en als directeur van de Jan van Eyck Academie (1991-1998) in Maastricht.



Grafisch Ontwerpen Jan van Toorn
Theo van Doesburg
Theo van Doesburg, pseudoniem van Christian Emil Marie Küpper, (Utrecht, 30 augustus 1883 – Davos, 7 maart 1931) was een Nederlands kunstenaar. Hij staat bekend als een van de belangrijkste vertegenwoordigers en propagandisten van de abstracte kunst in de 20e eeuw. Hiertoe richtte hij in 1917 het tijdschrift De Stijl op. Naast schilder was Van Doesburg ook actief als dichter (zie I.K. Bonset), romanschrijver (zie Aldo Camini), typograaf, fotograaf, interieurontwerper en architect. Van Doesburg propageerde een wereld waarin de kunsten een meer verheffende, a-politieke en onderling gelijkwaardige plaats innamen binnen het theoretische kader van de Nieuwe Beelding. Hiervoor zocht hij aansluiting bij de internationale avant-garde.
Ontwerpen Theo van Doesburg
Jong bestempeld als kunstenaar. Ontmoette op de kunst academie zijn mede genoten. Het impressionisme bracht hem verder in de kunst wereld. Eerste expositie in 1905. Door zijn esthetische waarden brak hij met het impressionisme en kwam het abstracte en kubisme in beeld.
Vertrok van Polen naar Duitsland en kwam in Parijs in aanraking met zijn schrijftalent. Apollinaire was dik bevriend met Picasso. Werd verdacht van diefstal van de Mona lisa. Na ziekte werkt hij journalist. Hij introduceerde het surrealisme.
Komt uit een kunstenaars gezin. Begon met schilderen in neo-mmpressionistisch stijl. Sloot zich aan bij de Puteaux-groep van zijn broer. Daardoor schilderen de stroming van het kubisme. Een jaar later in New York kwam het voorval voor van de beruchte wcpot. Hij heeft de schilderkunst opgegeven en kwam daardoor terecht in het Dadaisme.
Christopher komt uit Amerika en heeft daar een tijdje aan de kunst academie gestudeerd. Is daarmee gestopt en zich gefocust op schilderkunst. Nu is hij meer geïnteresseerd in de onderwereld van het filmen en muziek.
Jan van Toorn als vroeg bekend met het vak grafisch vormgeven. Heeft gestudeerd aan de Rietveld Academie. Heeft veel affiches en covers gemaakt van boeken. Hij maakt ook tentoonstellingen. Geeft vanaf de jaren 80 les aan verschillende kusntacadmies.
Theo staat bekend als vertegenwoordiger van abstracte kunst. Richtte tijdschrift de stijl op. Hij was ook dichter, typograaf en fotograaf enz.
Suzanne Delehanty - SOUNDINGS in UbuWeb Papers
Job Koelewijn
Kunstwerken Job Koelewijn
vervolg onderzoek Job Koelewijn
Hoewel Job Koelewijn vooral bekend is om zijn tijdelijke installaties, werd hij door de gemeente Rotterdam uitgenodigd om op de culturele as een permanent beeld te creëren. Men verwachtte dat Koelewijn door zijn persoonlijke benadering een goed tegenwicht zou kunnen geven aan de veelal statische bronzen op het verder gelegen beeldenterras.
Geleid door de nadrukkelijke aanwezigheid van de gebruikers van de Pauluskerk wilde hij de passanten een hoopvolle boodschap meegeven en koos een toepasselijk citaat van Beckett.

Na thuis met een bak water, landbouwplastic en een stofzuiger het idee te hebben getoetst, bouwden specialisten in nauw overleg met Koelewijn een framewerk van roestvrij staal. Ze boorden 1200 gaatjes in kunststofbuizen, monteerden die op een onderstel en lieten het geheel afzinken in de Westersingel. Om bevriezing te voorkomen is het object in de winter afgesloten.
“No matter - try again- fail agian - fail better” is het citaat dat Koelewijn heeft gevonden in een literair tijdschrift. Dit citaat komt officieel uit een korte Roman genaamd Worstward Ho uitgegeven door Beckett in 1984. Formula B is het eerste werk van Koelewijn in een openbare ruimte. Het beeld moest de vluchtigheid van de tijd verbeelden. Door de bubbels is het beeld vluchtig en ongrijpbaar als een voldragen vers.
Eerst werd er nog moeilijk gedaan om het beeld te plaatsen vanwege het complexe systeem. Koelewijn hield zich vast aan zijn eigen citaat en werd het kunstwerk geplaatst in Rotterdam
Onderzoek kunstenaar Mapping Rotterdam
Paul McCarthy
McCarthy bezocht in 1969 de University of Utah. Aansluitend studeerde hij schilderkunst aan het San Francisco Art Institute (BFA). In 1972 studeerde hij film- en videokunst aan de University of Southern California (MFA).

Van 1982 tot 2002 doceerde hij aan de Universiteit van Californië - Los Angeles. McCarthy is werkzaam als beeldhouwer, installatie- en videokunstenaar. Veel van zijn sculpturen zijn opblaasbaar en worden kortdurend geëxposeerd in de Verenigde Staten en Europa. Hij nam deel aan de Whitney Biennial van 2004 in New York en stelde zijn werk onder andere tentoon in het Guggenheim Museum (Bilbao), Tate Modern in Londen en het Openluchtmuseum voor beeldhouwkunst Middelheim in Antwerpen.

Bekend is McCarthy om zijn sculptuur "Santa Claus". De stad Rotterdam kocht het beeld in 2001 aan voor de Internationale Beelden Collectie. In 2008 is voor het beeld een passende plaats gevonden aan de Westersingel. Veel bewoners vinden het beeld lijken op een kabouter met een buttplug, anderen zien er liever een kerstboom of zelfs een raketijsje in. De kunstenaar woont en werkt in Los Angeles.
Paul McCarty woont in Amerika. Is vooral bekend van Santa Claus (Kabouter butplug) uit 2001 in Rotterdam.

Werkzaam als beeldhouwer, installatie- en videokunstenaar.

Exposeert o.a. in New York, Bilbao, Londen en Antwerpen.
Kunstenaars onderzoek mapping Rotterdam

Link naar Ubuweb met filmpje
Geluids fragmenten ubuweb
Franz West (Wenen, 16 februari 1947 – aldaar, 25 juli 2012) was een Oostenrijkse beeldhouwer.

West wordt gezien als een van de belangrijkste hedendaagse Oostenrijkse kunstenaars, die zich vooral heeft onderscheiden door een mengvorm van beeldhouwkunst en installatiekunst, land art, performancekunst en grafische kunst.

West studeerde bij Bruno Gironcoli aan de Akademie der Bildenden Künste in Wenen. Hij verliet het pad der schilderkunst al snel en koos voor installatie- en assemblagekunst. Aanvankelijk werkte hij met papier-maché, later met polyester en sinds de tachtiger jaren met aluminium. Met name zijn zogenaamde „Paßstücke“ (bedoeld als verplaatsbare sculptures) werden toen voor het eerst tentoongesteld. Nog weer later ging hij experimenteren met alle mogelijke vormen van meubilair, zoals banken en stoelen, waardoor de exposieruimte (in galeries, maar ook in musea) er ging uitzien als een lounge.

West vertegenwoordigde Oostenrijk op de Biënnale van Venetië in 1988, 1993, 1997 en 2003. Hij was uitgenodigd voor de documenta's IX (1992) en X (1997) in Kassel en voor Skulptur.Projekte van 1997 in Münster. Hij werd in Oostenrijk onderscheiden met de Otto Mauer-Preis in 1986 en de Wolfgang-Hahn-Preis in 1998. In 2011 kreeg West de Gouden Leeuw van de Biënnale van Venetië voor zijn gehele oeuvre. Franz West leefde en werkte in Wenen.
Franz West
Wordt gezien als een belangrijkste hedendaagse kunstenaar uit Oosterijk.

Verschillende vormen kunst: Beeldhouwen, installatie, land art en performancekunst.

Studeerde schilderkunst in wenen. Werkt nu voornamelijk met aluminium. Vertegenwoordigede 4 keer de Biennale in Venetie.
Kunstenaars onderzoek mapping Rotterdam

Ossip Zadkine (Russisch: Осип Цадкин), geboren als: Yossel Aronovich Tsadkin (Russisch: Иосель Аронович Цадкин) (Vitebsk (Wit-Rusland), 14 juli 1890 – Parijs, 25 november 1967) was een Franse beeldend kunstenaar van Wit-Russische komaf. Hij is vooral bekend geworden als beeldhouwer, maar hij laat ook een belangrijk oeuvre na van gouaches en litho's.

Zadkine was de zoon van een Joods/Wit-Russische vader, Ephime Zadkine (docent klassieke talen in Smolensk), en een moeder van Schotse afkomst, Sophie Lester.

In 1905 stuurde zijn vader hem naar Engeland waar hij onder meer verbleef bij een neef van zijn moeder. Vanaf het najaar van 1908 volgde hij lessen aan de Arts and Crafts School in Londen. Vanaf oktober 1909 vestigde hij zich in Parijs. Hij ontmoette er onder meer Léger, Archipenko en Chagall en raakte bevriend met Modigliani.

Begin 1915 meldde hij zich als vrijwilliger en diende in het Franse leger als soldaat-brancardier. Eind 1917 raakte hij gewond bij een gasaanval. Rond 1918 verkreeg hij de Franse nationaliteit [1] en in 1920 huwde Zadkine de kunstenares Valentine Prax. Getuige bij het huwelijk was de uit Japan afkomstige kunstenaar Foujita. In 1928 verhuisden zij naar de Rue d'Assas 100, waar Zadkine beschikte over een atelier en een tuin.

Vanaf 1918 werd zijn werk sterk beïnvloed door het kubisme. Heel geleidelijk verliet hij na 1926 deze kubistische lijn om een eigen stijl te ontwikkelen die sterk werd geïnspireerd door de primitieve kunst. Tijdens het interbellum nam Zadkine deel aan talloze tentoonstellingen in binnen- en buitenland.
Ossip Zadkine
Bekend als beeldhouwer. Werd naar Engeland naar gestuurd en volgende daar lessen aan de AC School in Londen. Daarna vertrok daarna naar Parijs.

Zijn werk werd later beïnvloed door het kubisme. Daarna ontwikkelde hij zijn eigen stroming die geïnspireerd is op primitieve kunst.

Exposeerde in binnen en buitenland.
Kunstenaars onderzoek mapping Rotterdam

Karel Appel
Karel Appel ( Amsterdam, 25 april 1921 – Zürich, 3 mei 2006 ) was een Nederlandse kunstschilder en beeldhouwer in de moderne kunst uit de tweede helft van de twintigste eeuw, die tot de expressionisten kan worden gerekend. Zijn grote invloed duurt voort tot op heden. Hij is vooral bekend geworden als lid van de kunstzinnige groepering Cobra.

Van jongs af aan wist Appel dat hij schilder wilde worden, maar hij was ervoor bestemd om in de kapperszaak te gaan werken. Hij moest dan ook enkele jaren bij zijn vader werken, maar in 1942 ging hij toch schilderkunst studeren aan de Rijksacademie in Amsterdam. Uit onvrede over deze beroepskeuze zetten zijn ouders hem op straat.
Appel volgde deze opleiding tot in 1944. Op de academie leerde hij veel over kunstgeschiedenis, waarover hij van huis uit weinig had meegekregen. Hij bekwaamde zich daar in de traditionele teken- en schilderkunst. Om zijn studie mogelijk te maken ontving Appel een beurs van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten. Voor het verkrijgen van die beurs had Appel volgens Adriaan Venema regelmatig contact met de nationaalsocialist Ed Gerdes, hoofd van de afdeling Bouwkunst, Beeldende Kunsten en Kunstnijverheid van de Academie, aan wie hij vaak een extra ondersteuning vroeg, die hij niet altijd kreeg.
Achteraf is Appel vaak verweten dat hij ging studeren tijdens de Duitse bezetting, terwijl de Duitsers in eigen land een zeer repressief beleid voerden tegen de zogenoemde Entartete Kunst en binnen Nederland vooral tegen kunstenaars van Joodse afkomst. Appel zelf verklaarde dat hij nooit met de Duitsers had meegewerkt, wel graag een beurs wilde, maar verder alleen op de academie had gezeten om goed te leren schilderen. Appel voelde zich dan ook niet nauw verbonden met de Duitsers.

Vanaf 1957 reisde Appel regelmatig naar New York. Hij ontwikkelde zijn eigen stijl, onafhankelijk van anderen. Gedurende deze periode ging hij steeds meer in de richting van de abstracte kunst, hoewel hij dat zelf bleef ontkennen. De titel van een werk als Compositie lijkt daar echter wel op te wijzen.
Eind jaren zestig verhuisde Appel naar het Château de Molesmes, bij Auxerre. Appel werd intussen steeds meer internationaal gewaardeerd. In 1968 kwam er eindelijk ook een solotentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Exposities volgden in de Kunsthalle in Bazel, in Brussel (1969) en in het Centraal Museum in Utrecht (1970). Een reizende expositie door Canada en de Verenigde Staten volgde in 1972.
Rond 1990 had Appel vier ateliers, in New York, Connecticut, Monaco en in Toscane. Vooral het atelier in New York gebruikte hij om te experimenteren met zijn schilderwerk. De experimenten uit New York werkte hij uit in zijn andere ateliers. Door het andere licht in bijvoorbeeld Toscane ontstond daar met dezelfde thema's werk met een geheel eigen karakter.
Ter gelegenheid van een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam vertelde hij aan Rudi Fuchs, toenmalig directeur van het museum, over zijn werk. Voordat hij begon, keek hij lang naar het doek, maar als hij eenmaal begon met schilderen, kon hij zijn impulsen om verf aan te brengen bijna niet bijhouden. Hij gaf de indruk te werken als een bezetene, waarbij hij echter wel veel tijd nam om de verf in de juiste kleur te mengen. Als het doek bijna af was, werkte hij langzamer, ten slotte zette hij nog maar een enkele toets of liet de laatste verbeteringen zelfs weg. Appel werkte altijd aan één schilderij tegelijk.
Vlak voor zijn dood in 2006 voltooide Appel een postzegel voor TPG Post. De postzegel met een waarde van 39 cent verscheen in september 2006 ter gelegenheid van een tentoonstelling over beeldende kunstenaars en postzegels met de titel Kunst om te versturen.
Karel Appel werd in stilte begraven op het kerkhof van Père-Lachaise in Parijs.
Begin Karel appel ubuweb.
Nederlandse schilder in expressionisme. Wilde altijd al schilder worden en is kunstgeschiedenis gaan studeren aan Rijksacademie in Amsterdam. Hij ontmoette daar de kunstenaar Appel Corneille en Constant. Samen met Corneille gingen hij naar Luik en Parijs om te exposeren.

Daarna reise hij vaak naar New York hier ging hij steeds abstracter werken. Appel werd internationaal steeds meer gewaardeerd.

Hij nam altijd veel tijd voor het kijken naar het doek. Eenmaal begonnen kon hij lang doen over de goede kleur mengen. Als het doek bijna af was ging hij langzamer werken.
Joseph Kosuth
Joseph Kosuth (Toledo (Ohio), 31 januari 1945) is een Amerikaanse kunstenaar en fotograaf, die behoort tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de conceptuele kunst uit de jaren zestig en zeventig.
Kosuth studeerde tussen 1955 en 1962 aan de Toledo School of Design. Daarna ging hij tussen 1963/64 naar het Art Institute in Cleveland. Tussen 1965 en 1967 zat hij op School of Visual Arts in New York. Hij woonde en werkte gedurende de negentiger jaren van de vorige eeuw meerdere jaren in een reusachtig 18de-eeuws stadspaleis in de Maagdestraat te Gent, vlak bij het Hoger St Lucas Instituut, samen met zijn echtgenote, de eveneens Amerikaanse historica Cornelia Lauf.

In 1965 presenteert hij zijn eerste conceptuele werk, One and three chairs. Dit werk bestaat uit een houten stoel, een foto van een stoel en de ‘stoel uit het woordenboek'. Kosuth stelt zichzelf de volgende vragen: Is een stoel een stoel? Is een foto van een stoel ook een stoel? Is de definitie van een stoel een stoel? Is de definitie van een stoel méér stoel dan een echte stoel of een foto ervan? Waarom zou de definitie van een stoel minder stoel zijn dan de stoel zelf? Enzovoorts.

Kosuths overwegingen hebben iets didactisch en lijken op de ideeënleer van Plato. Plato laat echter de verdienste van de timmerman in het midden en vindt de schilder slechts een nabootser van het echte. Kosuth laat daarentegen naast de abstracte stoel ook ruimte voor de stoel van de meubelmaker en de afbeelder. In Kosuths latere werk richt hij zich alleen nog op tekst.

Joseph Kosuth is kunstenaar en fotograaf uit Amerika. Voornamelijk conceptuele kunst uit de jaren 60 en 70. Heeft aan 3 kunst academies gestudeerd. Heeft gewerkt in Gent, Belgie. In 1965 preseteerde hij zijn kunstewerk met de stoelen. Hij stelde zichzelf verschillende vragen. Zijn idee en manier van denken lijken voornamelijk op dat van de filosoof Plato.
Later richt het werk van Joseph zich alleen nog maar op tekst.
COBRA
Cobra is een Europese kunststroming binnen de moderne kunst uit eind jaren 40 van de 20e eeuw.
Cobra ontstond op 8 november 1948 te Parijs onder impuls van de Deen Asger Jorn en de Belgische schrijvers/kunstschilders Christian Dotremont en Joseph Noiret en was een nieuwe internationale vereniging van kunstschilders en literatoren.
De naam Cobra heeft betrekking op de drie hoofdsteden van de landen waar de oprichters Asger Jorn, Dotremont en Noiret, en Constant, Corneille en Appel respectievelijk vandaan kwamen: Copenhagen - Brussel - Amsterdam.
Pas veel later werd door het Cobra Museum de naam Cobra commercieel gebruikt als handelsmerk. Het beeldmerk wordt geschreven als CoBrA, in het aan het begin van de 21e eeuw populaire CamelCase.

Mede door zware ziekte van zowel Jorn als Dotremont,beiden lagen met tuberculose in het sanatorium, kwam er reeds in 1951 een eind aan deze kunstzinnige vereniging. Echter niet enkel door ziekte maar ook doordat deze stroming algemeen aanvaard begon te raken en daarmee de bedoeling van de groep teniet werd gedaan. Toch had in Kopenhagen Jorn al Else Alfelt, Ejler Bille, Egill Jacobsen, Henry Heerup, Carl-Henning Pedersen en de schrijver Jørgen Nash onder Cobra samengebracht. De revue "Hellhesten" had die kunstenaars reeds gegroepeerd tijdens de oorlogsjaren. Ook de schilders Erik Ortvad en Mogens Balle met de schrijver Uffe Harder sloten zich bij Cobra aan.
Te Brussel deden Dotremont en Noiret een beroep op hun realistisch-revolutionaire vrienden: de schrijvers Marcel Havrenne en Hugo Claus en de schilders Pierre Alechinsky, Pol Bury, Louis Van Lint, de etnoloog Luc de Heusch en de musicus Jacques Calonne.
Te Amsterdam vonden Anton Rooskens, Jan Nieuwenhuys, Eugène Brands, Lucebert en Theo Wolvecamp de weg naar Cobra.
De beweging werd nog aangevuld met de Duitse kunstschilder Karl Otto Götz en zijn "Meta"-vrienden, de Japans-Amerikaanse sculpteur Shinkichi Tajiri, de Engelse schilder Stephen Gilbert, de Franse schilders Jean-Michel Atlan en Jacques Doucet en de schrijvers Édouard Jaguer en Michel Ragon.
De mensen van Cobra keerden zich vooral tegen elk esthetiserend academisme dat te zeer het intellectualisme benadrukte. Vandaar het voor de hand liggende tegengestelde: vorm, lijn en kleur zijn de weergave van een puur spontane actie waarbij ze niet aarzelden terug te grijpen op de zogenoemde primitieve kunst, kindertekeningen en wat tegenwoordig outsider art wordt genoemd. In deze drie kunstuitingen zagen zij een overeenkomstige spontaniteit vanuit het naïeve karakter, naïef in de zin van ongeschoold, onwetend. De nauwelijks voorbije oorlog had daarbij, bij de meesten, een marxistisch bewustzijn teweeggebracht.
Cobra is een moderne kunststroming. Begon in Parijs en begon als vereniging voor kunstschilders en literatoren. De naam Cobra komt van de hoofdsteden van de oprichters. Daarna kwam er een museum van deze beweging.

In 1951 kwam er een einde aan de kunstzinnige vereniging. Dit kwam doordat de stroming werd geaccepteerd en dit was niet de intentie van de groep.
De groep keerde zich tegen elke esthetische academie en ging daar flink tegen in.
Cobra // film Karel Appel
Oorspronkelijke Cobra-leden

uit Denemarken:
Asger Jorn
uit België:

Christian Dotremont
Joseph Noiret

uit Nederland:
Karel Appel
Corneille
Constant
Kunstenaars die gebruik maken van tekst
Expressionisme
Beeldkunstenaar met verschillende materialen
Impressionisme
I AM A BAND